Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/99592722.webp
vormen
We vormen samen een goed team.
vorm
Ons vorm ’n goeie span saam.
cms/verbs-webp/119404727.webp
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!
doen
Jy moes dit ’n uur gelede gedoen het!
cms/verbs-webp/47062117.webp
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
oor die weg kom
Sy moet met min geld oor die weg kom.
cms/verbs-webp/15441410.webp
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
uitpraat
Sy wil by haar vriendin uitpraat.
cms/verbs-webp/96586059.webp
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
ontslaan
Die baas het hom ontslaan.
cms/verbs-webp/49585460.webp
terechtkomen
Hoe zijn we in deze situatie terechtgekomen?
beland
Hoe het ons in hierdie situasie beland?
cms/verbs-webp/95543026.webp
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.
deelneem
Hy neem deel aan die wedren.
cms/verbs-webp/67624732.webp
vrezen
We vrezen dat de persoon ernstig gewond is.
vrees
Ons vrees dat die persoon ernstig beseer is.
cms/verbs-webp/123619164.webp
zwemmen
Ze zwemt regelmatig.
swem
Sy swem gereeld.
cms/verbs-webp/91643527.webp
vastzitten
Ik zit vast en kan geen uitweg vinden.
vashaak
Ek’s vasgehaak en kan nie ’n uitweg vind nie.
cms/verbs-webp/112286562.webp
werken
Ze werkt beter dan een man.
werk
Sy werk beter as ’n man.
cms/verbs-webp/55128549.webp
gooien
Hij gooit de bal in de mand.
gooi
Hy gooi die bal in die mandjie.