Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
verlaat
Baie Engelse mense wou die EU verlaat.
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
studeer
Daar is baie vroue wat aan my universiteit studeer.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.
hanteer
Mens moet probleme hanteer.
melden
Ze meldt het schandaal aan haar vriendin.
rapporteer
Sy rapporteer die skandaal aan haar vriendin.
zingen
De kinderen zingen een lied.
sing
Die kinders sing ’n lied.
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
hou van
Die kind hou van die nuwe speelding.
doden
Ik zal de vlieg doden!
doodmaak
Ek sal die vlieg doodmaak!
straffen
Ze strafte haar dochter.
straf
Sy het haar dogter gestraf.
moeten
Hij moet hier uitstappen.
moet
Hy moet hier afklim.
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.
wil uitgaan
Die kind wil buitentoe gaan.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.
ontwikkel
Hulle ontwikkel ’n nuwe strategie.