Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/100565199.webp
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
ontbyt eet
Ons verkies om in die bed te ontbyt.
cms/verbs-webp/84472893.webp
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
ry
Kinders hou daarvan om fietse of stootskooters te ry.
cms/verbs-webp/119379907.webp
raden
Je moet raden wie ik ben!
raai
Jy moet raai wie ek is!
cms/verbs-webp/100011930.webp
vertellen
Ze vertelt haar een geheim.
vertel
Sy vertel haar ’n geheim.
cms/verbs-webp/89635850.webp
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
skakel
Sy het die foon opgetel en die nommer geskakel.
cms/verbs-webp/125116470.webp
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.
vertrou
Ons almal vertrou mekaar.
cms/verbs-webp/85860114.webp
verder gaan
Je kunt op dit punt niet verder gaan.
verder gaan
Jy kan nie enige verder op hierdie punt gaan nie.
cms/verbs-webp/81740345.webp
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.
opsom
Jy moet die sleutelpunte van hierdie teks opsom.
cms/verbs-webp/122153910.webp
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.
verdeel
Hulle verdeel die huishoudelike take onder mekaar.
cms/verbs-webp/74009623.webp
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
toets
Die motor word in die werkswinkel getoets.
cms/verbs-webp/3819016.webp
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.
mis
Hy het die kans vir ’n doel gemis.
cms/verbs-webp/8451970.webp
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
bespreek
Die kollegas bespreek die probleem.