Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/70055731.webp
vertrekken
De trein vertrekt.
vertrek
Die trein vertrek.
cms/verbs-webp/43532627.webp
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
woon
Hulle woon in ’n gedeelde woonstel.
cms/verbs-webp/96710497.webp
overtreffen
Walvissen overtreffen alle dieren in gewicht.
oorskry
Wale oorskry alle diere in gewig.
cms/verbs-webp/100565199.webp
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
ontbyt eet
Ons verkies om in die bed te ontbyt.
cms/verbs-webp/115153768.webp
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
sien duidelik
Ek kan alles duidelik sien deur my nuwe brille.
cms/verbs-webp/119425480.webp
denken
Je moet veel denken bij schaken.
dink
Jy moet baie dink in skaak.
cms/verbs-webp/57207671.webp
accepteren
Ik kan dat niet veranderen, ik moet het accepteren.
aanvaar
Ek kan dit nie verander nie, ek moet dit aanvaar.
cms/verbs-webp/116166076.webp
betalen
Ze betaalt online met een creditcard.
betaal
Sy betaal aanlyn met ’n kredietkaart.
cms/verbs-webp/102114991.webp
knippen
De kapper knipt haar haar.
sny
Die haarkapper sny haar hare.
cms/verbs-webp/103232609.webp
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
uitstal
Moderne kuns word hier uitgestal.
cms/verbs-webp/86064675.webp
duwen
De auto stopte en moest geduwd worden.
druk
Die motor het gestop en moes gedruk word.
cms/verbs-webp/107299405.webp
vragen
Hij vraagt haar om vergeving.
vra
Hy vra haar om vergifnis.