Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands

ontslaan
Mijn baas heeft me ontslagen.
ontslaan
My baas het my ontslaan.

geschikt zijn
Het pad is niet geschikt voor fietsers.
geskik wees
Die pad is nie geskik vir fietsryers nie.

rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
ry
Kinders hou daarvan om fietse of stootskooters te ry.

onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.
onderskryf
Ons onderskryf jou idee graag.

beïnvloeden
Laat je niet door anderen beïnvloeden!
beïnvloed
Laat jouself nie deur ander beïnvloed nie!

opschrijven
Ze wil haar zakelijk idee opschrijven.
neerskryf
Sy wil haar besigheidsidee neerskryf.

imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
imiteer
Die kind imiteer ’n vliegtuig.

geloven
Veel mensen geloven in God.
glo
Baie mense glo in God.

missen
Hij mist zijn vriendin erg.
mis
Hy mis sy vriendin baie.

mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
meng
Verskeie bestanddele moet gemeng word.

parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
parkeer
Die motors is in die ondergrondse parkeergarage geparkeer.
