Woordeskat
Leer Werkwoorde – Nederlands

liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
lieg
Soms moet mens in ’n noodgeval lieg.

geldig zijn
Het visum is niet meer geldig.
geldig wees
Die visum is nie meer geldig nie.

spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
praat
Mens moet nie te hard in die bioskoop praat nie.

bekend zijn met
Ze is niet bekend met elektriciteit.
bekend wees met
Sy is nie bekend met elektrisiteit nie.

ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.
ontmoet
Hulle het mekaar die eerste keer op die internet ontmoet.

voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
voel
Hy voel dikwels alleen.

annuleren
Het contract is geannuleerd.
kanselleer
Die kontrak is gekanselleer.

ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
ontslaan
Die baas het hom ontslaan.

verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.
verwyder
Die ambagsman het die ou teëls verwyder.

verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
verken
Die ruimtevaarders wil die ruimte verken.

samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
kom bymekaar
Dit’s lekker as twee mense bymekaar kom.
