Woordeskat

Leer Werkwoorde – Nederlands

cms/verbs-webp/129403875.webp
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.
lui
Die klok lui elke dag.
cms/verbs-webp/120128475.webp
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
dink
Sy moet altyd aan hom dink.
cms/verbs-webp/63868016.webp
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.
terugbring
Die hond bring die speelding terug.
cms/verbs-webp/61389443.webp
liggen
De kinderen liggen samen in het gras.
Die kinders lê saam in die gras.
cms/verbs-webp/96586059.webp
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
ontslaan
Die baas het hom ontslaan.
cms/verbs-webp/78932829.webp
ondersteunen
We ondersteunen de creativiteit van ons kind.
ondersteun
Ons ondersteun ons kind se kreatiwiteit.
cms/verbs-webp/33493362.webp
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.
terugbel
Bel my asseblief môre terug.
cms/verbs-webp/66787660.webp
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.
verf
Ek wil my woonstel verf.
cms/verbs-webp/98561398.webp
mengen
De schilder mengt de kleuren.
meng
Die skilder meng die kleure.
cms/verbs-webp/23468401.webp
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!
verloof raak
Hulle het in die geheim verloof geraak!
cms/verbs-webp/111021565.webp
walgen van
Ze walgde van spinnen.
walg
Sy walg vir spinnekoppe.
cms/verbs-webp/118759500.webp
oogsten
We hebben veel wijn geoogst.
oes
Ons het baie wyn geoest.