Woordenlijst

Leer werkwoorden – Afrikaans

cms/verbs-webp/115172580.webp
bewys
Hy wil ’n wiskundige formule bewys.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
cms/verbs-webp/56994174.webp
kom uit
Wat kom uit die eier uit?
uitkomen
Wat komt er uit het ei?
cms/verbs-webp/86583061.webp
betaal
Sy het met ’n kredietkaart betaal.
betalen
Ze betaalde met een creditcard.
cms/verbs-webp/101890902.webp
vervaardig
Ons vervaardig ons eie heuning.
produceren
We produceren onze eigen honing.
cms/verbs-webp/47737573.webp
belangstel
Ons kind stel baie belang in musiek.
geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.
cms/verbs-webp/123786066.webp
drink
Sy drink tee.
drinken
Ze drinkt thee.
cms/verbs-webp/113253386.webp
uitwerk
Dit het hierdie keer nie uitgewerk nie.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.
cms/verbs-webp/106279322.webp
reis
Ons hou daarvan om deur Europa te reis.
reizen
We reizen graag door Europa.
cms/verbs-webp/127720613.webp
mis
Hy mis sy vriendin baie.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.
cms/verbs-webp/98082968.webp
luister
Hy luister na haar.
luisteren
Hij luistert naar haar.
cms/verbs-webp/44159270.webp
teruggee
Die onderwyser gee die opstelle terug aan die studente.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
cms/verbs-webp/82095350.webp
druk
Die verpleegster druk die pasiënt in ’n rolstoel.
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.