Woordenlijst
Leer werkwoorden – Afrikaans

bewys
Hy wil ’n wiskundige formule bewys.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.

kom uit
Wat kom uit die eier uit?
uitkomen
Wat komt er uit het ei?

betaal
Sy het met ’n kredietkaart betaal.
betalen
Ze betaalde met een creditcard.

vervaardig
Ons vervaardig ons eie heuning.
produceren
We produceren onze eigen honing.

belangstel
Ons kind stel baie belang in musiek.
geïnteresseerd zijn
Ons kind is erg geïnteresseerd in muziek.

drink
Sy drink tee.
drinken
Ze drinkt thee.

uitwerk
Dit het hierdie keer nie uitgewerk nie.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.

reis
Ons hou daarvan om deur Europa te reis.
reizen
We reizen graag door Europa.

mis
Hy mis sy vriendin baie.
missen
Hij mist zijn vriendin erg.

luister
Hy luister na haar.
luisteren
Hij luistert naar haar.

teruggee
Die onderwyser gee die opstelle terug aan die studente.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
