Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)
mudar
Muita coisa mudou devido à mudança climática.
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.
provar
O chef principal prova a sopa.
proeven
De chef-kok proeft de soep.
liderar
Ele gosta de liderar uma equipe.
leiden
Hij leidt graag een team.
cancelar
Ele infelizmente cancelou a reunião.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.
pendurar
Estalactites pendem do telhado.
hangen
IJsspegels hangen van het dak.
procurar
Eu procuro por cogumelos no outono.
zoeken
Ik zoek paddenstoelen in de herfst.
descobrir
Os marinheiros descobriram uma nova terra.
ontdekken
De zeelieden hebben een nieuw land ontdekt.
discutir
Eles discutem seus planos.
bespreken
Ze bespreken hun plannen.
escrever por toda parte
Os artistas escreveram por toda a parede.
schrijven op
De kunstenaars hebben op de hele muur geschreven.
recusar
A criança recusa sua comida.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
ostentar
Ele gosta de ostentar seu dinheiro.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.