Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)

precisar
Estou com sede, preciso de água!
nodig hebben
Ik heb dorst, ik heb water nodig!

amar
Ela ama muito o seu gato.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.

comparar
Eles comparam suas figuras.
vergelijken
Ze vergelijken hun cijfers.

liquidar
A mercadoria está sendo liquidada.
uitverkopen
De koopwaar wordt uitverkocht.

prestar atenção
Deve-se prestar atenção nas placas de trânsito.
opletten
Men moet opletten voor de verkeersborden.

acompanhar o raciocínio
Você tem que acompanhar o raciocínio em jogos de cartas.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.

construir
Quando a Grande Muralha da China foi construída?
bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?

viajar
Gostamos de viajar pela Europa.
reizen
We reizen graag door Europa.

enxergar
Eu posso enxergar tudo claramente com meus novos óculos.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.

conhecer
Cães estranhos querem se conhecer.
leren kennen
Vreemde honden willen elkaar leren kennen.

espremer
Ela espreme o limão.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
