Woordenlijst
Leer werkwoorden – Catalaans

comerciar
Les persones comercien amb mobles usats.
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.

girar-se
Es giren l’un cap a l’altre.
zich wenden tot
Ze wenden zich tot elkaar.

netejar
El treballador està netejant la finestra.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.

pensar
Has de pensar molt en escacs.
denken
Je moet veel denken bij schaken.

dirigir
A ell li agrada dirigir un equip.
leiden
Hij leidt graag een team.

recollir
Hem de recollir totes les pomes.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.

quedar enrere
El temps de la seva joventut queda lluny enrere.
achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.

acabar
La ruta acaba aquí.
eindigen
De route eindigt hier.

cantar
Els nens canten una cançó.
zingen
De kinderen zingen een lied.

treure
L’artesà va treure les teules antigues.
verwijderen
De vakman heeft de oude tegels verwijderd.

malbaratar
No s’ha de malbaratar l’energia.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
