Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/94153645.webp
nutma
Laps nutab vannis.
huilen
Het kind huilt in het bad.
cms/verbs-webp/132305688.webp
raiskama
Energiat ei tohiks raisata.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
cms/verbs-webp/30793025.webp
eputama
Ta meeldib eputada oma rahaga.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
cms/verbs-webp/4553290.webp
sisenema
Laev siseneb sadamasse.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.
cms/verbs-webp/116932657.webp
saama
Ta saab vanaduses head pensioni.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
cms/verbs-webp/27076371.webp
kuuluma
Minu naine kuulub mulle.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
cms/verbs-webp/74119884.webp
avama
Laps avab oma kingituse.
openen
Het kind opent zijn cadeau.
cms/verbs-webp/101742573.webp
värvima
Ta on oma käed ära värvind.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
cms/verbs-webp/118868318.webp
meeldima
Talle meeldib šokolaad rohkem kui köögiviljad.
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
cms/verbs-webp/116166076.webp
maksma
Ta maksab krediitkaardiga veebis.
betalen
Ze betaalt online met een creditcard.
cms/verbs-webp/108556805.webp
alla vaatama
Aknast sain ma rannale alla vaadata.
naar beneden kijken
Ik kon vanuit het raam naar het strand beneden kijken.
cms/verbs-webp/71883595.webp
eirama
Laps eirab oma ema sõnu.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.