Woordenlijst
Leer werkwoorden – Ests
eelistama
Paljud lapsed eelistavad kommi tervislikule toidule.
verkiezen
Veel kinderen verkiezen snoep boven gezonde dingen.
algama
Uus elu algab abieluga.
beginnen
Een nieuw leven begint met een huwelijk.
valima
Ta võttis telefoni ja valis numbri.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
rõhutama
Sa võid meigiga hästi oma silmi rõhutada.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
üle võtma
Rohevähid on üle võtnud.
overnemen
De sprinkhanen hebben de overhand genomen.
üle sõitma
Auto sõitis jalgratturi üle.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
asuma
Pärl asub kestas.
zich bevinden
Er bevindt zich een parel in de schelp.
alustama
Sõdurid on alustamas.
beginnen
De soldaten beginnen.
kokku võtma
Sa pead sellest tekstist olulisemad punktid kokku võtma.
samenvatten
Je moet de belangrijkste punten uit deze tekst samenvatten.
jooma
Ta joob teed.
drinken
Ze drinkt thee.
saabuma
Paljud inimesed saabuvad puhkusele matkaautoga.
aankomen
Veel mensen komen op vakantie met een camper aan.