Woordenlijst

Leer werkwoorden – Ests

cms/verbs-webp/22225381.webp
lahkuma
Laev lahkub sadamast.
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.
cms/verbs-webp/108286904.webp
jooma
Lehmad joovad jõest vett.
drinken
De koeien drinken water uit de rivier.
cms/verbs-webp/102631405.webp
unustama
Ta ei taha unustada minevikku.
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
cms/verbs-webp/108580022.webp
tagasi tulema
Isa on sõjast tagasi tulnud.
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.
cms/verbs-webp/4706191.webp
harjutama
Naine harjutab joogat.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.
cms/verbs-webp/124274060.webp
jätma
Ta jättis mulle ühe pitsaviilu.
achterlaten
Ze liet een stuk pizza voor me achter.
cms/verbs-webp/120452848.webp
teadma
Ta teab paljusid raamatuid peaaegu peast.
kennen
Ze kent veel boeken bijna uit haar hoofd.
cms/verbs-webp/91696604.webp
lubama
Depressiooni ei tohiks lubada.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
cms/verbs-webp/93697965.webp
sõitma ümber
Autod sõidavad ringis.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
cms/verbs-webp/113393913.webp
peatuma
Taksod on peatuses peatunud.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
cms/verbs-webp/40946954.webp
sorteerima
Talle meeldib oma marke sorteerida.
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.
cms/verbs-webp/115628089.webp
valmistama
Ta valmistab kooki.
bereiden
Ze bereidt een taart.