Woordenlijst
Leer werkwoorden – Ests

teenima
Koerad tahavad oma omanikke teenida.
dienen
Honden dienen graag hun baasjes.

toimuma
Matused toimusid üleeile.
plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.

helistama
Ta saab helistada ainult oma lõunapausi ajal.
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.

lõbutsema
Meil oli lõbustuspargis palju lõbu!
plezier hebben
We hebben veel plezier gehad op de kermis!

asuma
Seal on loss - see asub otse vastas!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!

kirja panema
Peate parooli üles kirjutama!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!

teed andma
Paljud vanad majad peavad uutele teed andma.
wijken
Veel oude huizen moeten wijken voor de nieuwe.

vajutama
Ta vajutab nuppu.
drukken
Hij drukt op de knop.

koju tulema
Isa on lõpuks koju tulnud!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!

saama
Ma saan väga kiiret internetti.
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.

saama
Nad on saanud heaks meeskonnaks.
worden
Ze zijn een goed team geworden.
