Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/92145325.webp
kigge
Hun kigger gennem et hul.
kijken
Ze kijkt door een gat.
cms/verbs-webp/91997551.webp
forstå
Man kan ikke forstå alt om computere.
begrijpen
Men kan niet alles over computers begrijpen.
cms/verbs-webp/123211541.webp
sne
Det har sneet meget i dag.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
cms/verbs-webp/114379513.webp
dække
Vandliljerne dækker vandet.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
cms/verbs-webp/67624732.webp
frygte
Vi frygter, at personen er alvorligt skadet.
vrezen
We vrezen dat de persoon ernstig gewond is.
cms/verbs-webp/120870752.webp
trække ud
Hvordan skal han trække den store fisk op?
trekken
Hoe gaat hij die grote vis eruit trekken?
cms/verbs-webp/129945570.webp
svare
Hun svarede med et spørgsmål.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.
cms/verbs-webp/102114991.webp
klippe
Frisøren klipper hendes hår.
knippen
De kapper knipt haar haar.
cms/verbs-webp/106725666.webp
tjekke
Han tjekker, hvem der bor der.
controleren
Hij controleert wie daar woont.
cms/verbs-webp/125884035.webp
overraske
Hun overraskede sine forældre med en gave.
verrassen
Ze verraste haar ouders met een cadeau.
cms/verbs-webp/46602585.webp
transportere
Vi transporterer cyklerne på bilens tag.
vervoeren
We vervoeren de fietsen op het dak van de auto.
cms/verbs-webp/101890902.webp
producere
Vi producerer vores egen honning.
produceren
We produceren onze eigen honing.