Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/107407348.webp
rejse rundt
Jeg har rejst meget rundt i verden.
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
cms/verbs-webp/114052356.webp
brænde
Kødet må ikke brænde på grillen.
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.
cms/verbs-webp/57574620.webp
levere
Vores datter leverer aviser i ferien.
bezorgen
Onze dochter bezorgt kranten tijdens de vakantie.
cms/verbs-webp/111750432.webp
hænge
Begge hænger på en gren.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.
cms/verbs-webp/114379513.webp
dække
Vandliljerne dækker vandet.
bedekken
De waterlelies bedekken het water.
cms/verbs-webp/87317037.webp
lege
Barnet foretrækker at lege alene.
spelen
Het kind speelt liever alleen.
cms/verbs-webp/60111551.webp
tage
Hun skal tage en masse medicin.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
cms/verbs-webp/104135921.webp
gå ind
Han går ind i hotelværelset.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
cms/verbs-webp/74009623.webp
teste
Bilen testes i værkstedet.
testen
De auto wordt in de werkplaats getest.
cms/verbs-webp/103232609.webp
udstille
Moderne kunst udstilles her.
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
cms/verbs-webp/61806771.webp
bringe
Budbringeren bringer en pakke.
brengen
De koerier brengt een pakketje.
cms/verbs-webp/61245658.webp
springe ud
Fisken springer ud af vandet.
uitspringen
De vis springt uit het water.