Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens

ansætte
Firmaet ønsker at ansætte flere folk.
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.

sove
Babyen sover.
slapen
De baby slaapt.

løbe væk
Alle løb væk fra ilden.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.

beskatte
Virksomheder beskattes på forskellige måder.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.

beskytte
Moderen beskytter sit barn.
beschermen
De moeder beschermt haar kind.

tale
Man bør ikke tale for højt i biografen.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.

hade
De to drenge hader hinanden.
haten
De twee jongens haten elkaar.

repræsentere
Advokater repræsenterer deres klienter i retten.
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.

ødelægge
Filerne vil blive fuldstændigt ødelagt.
vernietigen
De bestanden worden volledig vernietigd.

ankomme
Han ankom lige til tiden.
aankomen
Hij kwam net op tijd aan.

spise morgenmad
Vi foretrækker at spise morgenmad i sengen.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
