Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

enrich
Spices enrich our food.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.

sleep in
They want to finally sleep in for one night.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.

happen
Something bad has happened.
gebeuren
Er is iets ergs gebeurd.

lie opposite
There is the castle - it lies right opposite!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!

name
How many countries can you name?
noemen
Hoeveel landen kun je noemen?

cover
The child covers itself.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.

depart
The train departs.
vertrekken
De trein vertrekt.

import
We import fruit from many countries.
importeren
We importeren fruit uit veel landen.

increase
The population has increased significantly.
toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.

set aside
I want to set aside some money for later every month.
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.

close
She closes the curtains.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.
