Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

damage
Two cars were damaged in the accident.
beschadigen
Twee auto’s raakten beschadigd bij het ongeluk.

deliver
The delivery person is bringing the food.
brengen
De bezorger brengt het eten.

listen
She listens and hears a sound.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.

sing
The children sing a song.
zingen
De kinderen zingen een lied.

save
My children have saved their own money.
sparen
Mijn kinderen hebben hun eigen geld gespaard.

tax
Companies are taxed in various ways.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.

drive around
The cars drive around in a circle.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.

need
You need a jack to change a tire.
nodig hebben
Je hebt een krik nodig om een band te verwisselen.

invest
What should we invest our money in?
investeren
Waar moeten we ons geld in investeren?

exercise
She exercises an unusual profession.
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.

discuss
The colleagues discuss the problem.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.
