Woordenlijst

Leer werkwoorden – Esperanto

cms/verbs-webp/59066378.webp
atenti
Oni devas atenti la trafikajn signojn.
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.
cms/verbs-webp/96628863.webp
ŝpari
La knabino ŝparas ŝian poŝmonon.
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.
cms/verbs-webp/67624732.webp
timi
Ni timas, ke la persono estas grave vundita.
vrezen
We vrezen dat de persoon ernstig gewond is.
cms/verbs-webp/108014576.webp
revidi
Ili fine revidas unu la alian.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
cms/verbs-webp/44848458.webp
halti
Vi devas halti ĉe la ruĝa lumo.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
cms/verbs-webp/95938550.webp
kunporti
Ni kunportis Kristnaskan arbon.
meenemen
We hebben een kerstboom meegenomen.
cms/verbs-webp/83661912.webp
prepari
Ili preparas bongustan manĝon.
bereiden
Ze bereiden een heerlijke maaltijd.
cms/verbs-webp/123953850.webp
savi
La kuracistoj povis savi lian vivon.
redden
De dokters konden zijn leven redden.
cms/verbs-webp/122079435.webp
kreskigi
La firmao kreskigis sian enspezon.
verhogen
Het bedrijf heeft zijn omzet verhoogd.
cms/verbs-webp/123211541.webp
negi
Hodiaŭ multe negis.
sneeuwen
Het heeft vandaag veel gesneeuwd.
cms/verbs-webp/93150363.webp
vekiĝi
Li ĵus vekiĝis.
wakker worden
Hij is net wakker geworden.
cms/verbs-webp/89635850.webp
komponi
Ŝi prenis la telefonon kaj komponis la numeron.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.