Woordenlijst

Leer werkwoorden – Duits

cms/verbs-webp/15353268.webp
ausdrücken
Sie drückt die Zitrone aus.
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
cms/verbs-webp/104759694.webp
hoffen
Viele hoffen auf eine bessere Zukunft in Europa.
hopen
Velen hopen op een betere toekomst in Europa.
cms/verbs-webp/110401854.webp
unterkommen
Wir sind in einem billigen Hotel untergekommen.
onderdak vinden
We vonden onderdak in een goedkoop hotel.
cms/verbs-webp/41935716.webp
sich verlaufen
Im Wald kann man sich leicht verlaufen.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
cms/verbs-webp/113418367.webp
sich entscheiden
Sie kann sich nicht entscheiden, welche Schuhe sie anzieht.
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
cms/verbs-webp/106279322.webp
reisen
Wir reisen gern durch Europa.
reizen
We reizen graag door Europa.
cms/verbs-webp/123203853.webp
verursachen
Alkohol kann Kopfschmerzen verursachen.
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
cms/verbs-webp/62788402.webp
befürworten
Deine Idee befürworten wir gern.
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.
cms/verbs-webp/115520617.webp
überfahren
Ein Radfahrer wurde von einem Auto überfahren.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
cms/verbs-webp/119501073.webp
gegenüberliegen
Da ist das Schloss - es liegt gleich gegenüber!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!
cms/verbs-webp/89516822.webp
bestrafen
Sie bestrafte ihre Tochter.
straffen
Ze strafte haar dochter.
cms/verbs-webp/121670222.webp
nachfolgen
Die Küken folgen ihrer Mutter immer nach.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.