Woordenlijst

Leer werkwoorden – Litouws

cms/verbs-webp/89635850.webp
skambinti
Ji paėmė telefoną ir skambino numeriu.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.
cms/verbs-webp/44159270.webp
grąžinti
Mokytojas grąžina rašinius mokiniams.
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
cms/verbs-webp/4706191.webp
praktikuotis
Moteris praktikuoja jogą.
oefenen
De vrouw beoefent yoga.
cms/verbs-webp/60395424.webp
šokinėti
Vaikas džiaugsmingai šokinėja.
rondspringen
Het kind springt vrolijk in het rond.
cms/verbs-webp/46565207.webp
paruošti
Ji paruošė jam didelį džiaugsmą.
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.
cms/verbs-webp/108520089.webp
turėti
Žuvis, sūris ir pienas turi daug baltymų.
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.
cms/verbs-webp/77883934.webp
pakakti
Tai pakanka, tu erzini!
genoeg zijn
Dat is genoeg, je irriteert!
cms/verbs-webp/131098316.webp
tekėti
Nepilnamečiams negalima tekti.
trouwen
Minderjarigen mogen niet trouwen.
cms/verbs-webp/89869215.webp
spirti
Jie mėgsta spirti, bet tik stalo futbolo žaidime.
schoppen
Ze schoppen graag, maar alleen bij tafelvoetbal.
cms/verbs-webp/113248427.webp
laimėti
Jis stengiasi laimėti šachmatais.
winnen
Hij probeert te winnen met schaken.
cms/verbs-webp/68212972.webp
pasakyti
Kas žino kažką, gali pasakyti pamokoje.
opmerken
Wie iets weet, mag in de klas opmerken.
cms/verbs-webp/81986237.webp
maišyti
Ji maišo vaisių sulčias.
mengen
Ze mengt een vruchtensap.