Woordenlijst

Leer werkwoorden – Deens

cms/verbs-webp/113253386.webp
lykkes
Det lykkedes ikke denne gang.
lukken
Deze keer is het niet gelukt.
cms/verbs-webp/92612369.webp
parkere
Cyklerne er parkeret foran huset.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
cms/verbs-webp/119269664.webp
bestå
Studenterne bestod eksamen.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.
cms/verbs-webp/74119884.webp
åbne
Barnet åbner sin gave.
openen
Het kind opent zijn cadeau.
cms/verbs-webp/102136622.webp
trække
Han trækker slæden.
trekken
Hij trekt de slee.
cms/verbs-webp/124320643.webp
finde svært
Begge finder det svært at sige farvel.
moeilijk vinden
Beiden vinden het moeilijk om afscheid te nemen.
cms/verbs-webp/79201834.webp
forbinde
Denne bro forbinder to kvarterer.
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
cms/verbs-webp/92456427.webp
købe
De vil købe et hus.
kopen
Ze willen een huis kopen.
cms/verbs-webp/129244598.webp
begrænse
Under en diæt skal man begrænse sit madindtag.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.
cms/verbs-webp/117897276.webp
modtage
Han modtog en lønforhøjelse fra sin chef.
ontvangen
Hij ontving een loonsverhoging van zijn baas.
cms/verbs-webp/19351700.webp
tilbyde
Strandstole stilles til rådighed for feriegæsterne.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
cms/verbs-webp/114272921.webp
drive
Cowboysene driver kvæget med heste.
drijven
De cowboys drijven het vee met paarden.