Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens

styrke
Gymnastik styrker musklerne.
versterken
Gymnastiek versterkt de spieren.

slukke
Hun slukker vækkeuret.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.

føle
Moderen føler stor kærlighed for sit barn.
voelen
De moeder voelt veel liefde voor haar kind.

forlade
Mange englændere ville forlade EU.
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.

lukke
Hun lukker gardinerne.
sluiten
Ze sluit de gordijnen.

flytte sammen
De to planlægger at flytte sammen snart.
samenwonen
De twee zijn van plan om binnenkort samen te gaan wonen.

håndtere
Man skal håndtere problemer.
omgaan
Men moet met problemen omgaan.

chatte
De chatter med hinanden.
kletsen
Ze kletsen met elkaar.

forberede
Hun forbereder en kage.
bereiden
Ze bereidt een taart.

køre hjem
Efter shopping kører de to hjem.
naar huis rijden
Na het winkelen rijden de twee naar huis.

foretrække
Vores datter læser ikke bøger; hun foretrækker sin telefon.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.
