Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens

tage toget
Jeg vil tage derhen med toget.
met de trein gaan
Ik ga er met de trein heen.

skrive ned
Du skal skrive kodeordet ned!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!

ville forlade
Hun vil forlade sit hotel.
willen verlaten
Ze wil haar hotel verlaten.

kramme
Han krammer sin gamle far.
knuffelen
Hij knuffelt zijn oude vader.

tillade
Man bør ikke tillade depression.
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.

trække op
Helikopteren trækker de to mænd op.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.

blive besejret
Den svagere hund bliver besejret i kampen.
verslagen worden
De zwakkere hond wordt verslagen in het gevecht.

tilbyde
Hvad tilbyder du mig for min fisk?
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?

søge
Tyven søger huset.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.

udvikle
De udvikler en ny strategi.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.

kritisere
Chefen kritiserer medarbejderen.
bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
