Woordenlijst
Leer werkwoorden – Deens

køre igennem
Bilen kører igennem et træ.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.

forstå
Jeg forstod endelig opgaven!
begrijpen
Ik begreep eindelijk de taak!

eje
Jeg ejer en rød sportsvogn.
bezitten
Ik bezit een rode sportwagen.

forårsage
Alkohol kan forårsage hovedpine.
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.

lytte
Han lytter til hende.
luisteren
Hij luistert naar haar.

tilgive
Hun kan aldrig tilgive ham for det!
vergeven
Ze kan het hem nooit vergeven!

få tur
Vent venligst, du får snart din tur!
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!

handle
Folk handler med brugte møbler.
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.

ringe
Hun tog telefonen og ringede nummeret.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.

købe
De vil købe et hus.
kopen
Ze willen een huis kopen.

blande
Maleren blander farverne.
mengen
De schilder mengt de kleuren.
