Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch

krenuti
Vlak kreće.
vertrekken
De trein vertrekt.

preskočiti
Sportista mora preskočiti prepreku.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.

vjerovati
Svi vjerujemo jedni drugima.
vertrouwen
We vertrouwen elkaar allemaal.

preferirati
Naša kćerka ne čita knjige; preferira svoj telefon.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.

brinuti se
Naš domar se brine za čišćenje snijega.
zorgen voor
Onze conciërge zorgt voor de sneeuwruiming.

govoriti
On govori svojoj publici.
spreken
Hij spreekt tot zijn publiek.

pobjeći
Svi su pobjegli od požara.
wegrennen
Iedereen rende weg van het vuur.

pravopisati
Djeca uče pravopis.
spellen
De kinderen leren spellen.

isključiti
Ona isključuje budilnik.
uitzetten
Ze zet de wekker uit.

ispraviti
Nastavnik ispravlja eseje učenika.
corrigeren
De leraar corrigeert de essays van de studenten.

zamisliti
Svaki dan zamisli nešto novo.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
