Rječnik

Naučite glagole – nizozemski

cms/verbs-webp/123237946.webp
gebeuren
Hier is een ongeluk gebeurd.
dogoditi se
Ovdje se dogodila nesreća.
cms/verbs-webp/102631405.webp
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
zaboraviti
Ona ne želi zaboraviti prošlost.
cms/verbs-webp/94193521.webp
draaien
Je mag naar links draaien.
skrenuti
Možete skrenuti lijevo.
cms/verbs-webp/124046652.webp
voorgaan
Gezondheid gaat altijd voor!
dolaziti prvo
Zdravlje uvijek dolazi prvo!
cms/verbs-webp/120128475.webp
denken
Ze moet altijd aan hem denken.
razmišljati
Uvijek mora razmišljati o njemu.
cms/verbs-webp/859238.webp
uitoefenen
Ze oefent een ongewoon beroep uit.
obavljati
Ona obavlja neuobičajeno zanimanje.
cms/verbs-webp/113418367.webp
beslissen
Ze kan niet beslissen welke schoenen ze moet dragen.
odlučiti
Ne može se odlučiti koje cipele obuti.
cms/verbs-webp/32312845.webp
uitsluiten
De groep sluit hem uit.
isključiti
Grupa ga isključuje.
cms/verbs-webp/100565199.webp
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
doručkovati
Radije doručkujemo u krevetu.
cms/verbs-webp/90032573.webp
weten
De kinderen zijn erg nieuwsgierig en weten al veel.
znati
Djeca su vrlo znatiželjna i već puno znaju.
cms/verbs-webp/83776307.webp
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
seliti se
Moj nećak se seli.
cms/verbs-webp/55788145.webp
bedekken
Het kind bedekt zijn oren.
prekriti
Dijete prekriva svoje uši.