Rječnik

Naučite glagole – nizozemski

cms/verbs-webp/104825562.webp
instellen
Je moet de klok instellen.
postaviti
Morate postaviti sat.
cms/verbs-webp/120086715.webp
voltooien
Kun je de puzzel voltooien?
završiti
Možeš li završiti slagalicu?
cms/verbs-webp/100466065.webp
weglaten
Je kunt de suiker in de thee weglaten.
izostaviti
U čaju možete izostaviti šećer.
cms/verbs-webp/112444566.webp
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
razgovarati
S njim bi trebao netko razgovarati; tako je usamljen.
cms/verbs-webp/111792187.webp
kiezen
Het is moeilijk om de juiste te kiezen.
odabrati
Teško je odabrati pravog.
cms/verbs-webp/85871651.webp
moeten gaan
Ik heb dringend vakantie nodig; ik moet gaan!
trebati ići
Hitno mi treba odmor; moram ići!
cms/verbs-webp/42212679.webp
werken voor
Hij heeft hard gewerkt voor zijn goede cijfers.
raditi za
On je naporno radio za svoje dobre ocjene.
cms/verbs-webp/120515454.webp
voeden
De kinderen voeden het paard.
hraniti
Djeca hrane konja.
cms/verbs-webp/86196611.webp
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
pregaziti
Nažalost, mnoge životinje su još uvijek pregazile automobili.
cms/verbs-webp/106997420.webp
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
ostaviti netaknuto
Priroda je ostavljena netaknuta.
cms/verbs-webp/58477450.webp
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
iznajmljivati
On iznajmljuje svoju kuću.
cms/verbs-webp/130938054.webp
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
prekriti
Dijete se prekriva.