Rječnik
Naučite glagole – nizozemski

voeden
De kinderen voeden het paard.
hraniti
Djeca hrane konja.

verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
povezati
Ovaj most povezuje dvije četvrti.

toenemen
De bevolking is sterk toegenomen.
povećati
Populacija se znatno povećala.

produceren
Men kan goedkoper produceren met robots.
proizvoditi
S robotima može se jeftinije proizvoditi.

bestaan
Dinosaurussen bestaan tegenwoordig niet meer.
postojati
Dinosaurusi danas više ne postoje.

bekritiseren
De baas bekritiseert de werknemer.
kritikovati
Šef kritikuje zaposlenika.

uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
prespavati
Žele napokon prespavati jednu noć.

kijken
Ze kijkt door een verrekijker.
gledati
Gleda kroz dvogled.

begeleiden
De hond begeleidt hen.
pratiti
Pas ih prati.

achterliggen
De tijd van haar jeugd ligt ver achter haar.
ležati iza
Vrijeme njene mladosti leži daleko iza.

volgen
Mijn hond volgt me als ik jog.
pratiti
Moj pas me prati kad trčim.
