Rječnik

Naučite glagole – nizozemski

cms/verbs-webp/104849232.webp
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
roditi
Uskoro će roditi.
cms/verbs-webp/129002392.webp
verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
istraživati
Astronauti žele istraživati svemir.
cms/verbs-webp/113393913.webp
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
zaustaviti
Taksiji su se zaustavili na stanici.
cms/verbs-webp/111892658.webp
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
dostaviti
On dostavlja pizze kućama.
cms/verbs-webp/1502512.webp
lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
čitati
Ne mogu čitati bez naočala.
cms/verbs-webp/120978676.webp
afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
izgorjeti
Požar će izgorjeti puno šume.
cms/verbs-webp/118232218.webp
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
zaštititi
Djecu treba zaštititi.
cms/verbs-webp/15441410.webp
uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
izreći
Želi se izreći svojoj prijateljici.
cms/verbs-webp/102327719.webp
slapen
De baby slaapt.
spavati
Beba spava.
cms/verbs-webp/63351650.webp
annuleren
De vlucht is geannuleerd.
otkazati
Let je otkazan.
cms/verbs-webp/75195383.webp
zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
biti
Ne bi trebao biti tužan!
cms/verbs-webp/19351700.webp
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
pružiti
Ležaljke su pružene za odmor.