Rječnik
Naučite glagole – nizozemski

bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
roditi
Uskoro će roditi.

verkennen
De astronauten willen de ruimte verkennen.
istraživati
Astronauti žele istraživati svemir.

arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
zaustaviti
Taksiji su se zaustavili na stanici.

bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
dostaviti
On dostavlja pizze kućama.

lezen
Ik kan niet zonder bril lezen.
čitati
Ne mogu čitati bez naočala.

afbranden
Het vuur zal een groot deel van het bos afbranden.
izgorjeti
Požar će izgorjeti puno šume.

beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
zaštititi
Djecu treba zaštititi.

uitspreken
Ze wil zich uitspreken tegen haar vriend.
izreći
Želi se izreći svojoj prijateljici.

slapen
De baby slaapt.
spavati
Beba spava.

annuleren
De vlucht is geannuleerd.
otkazati
Let je otkazan.

zijn
Je moet niet verdrietig zijn!
biti
Ne bi trebao biti tužan!
