Rječnik

Naučite glagole – nizozemski

cms/verbs-webp/64904091.webp
oprapen
We moeten alle appels oprapen.
pokupiti
Moramo pokupiti sve jabuke.
cms/verbs-webp/96586059.webp
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
otpustiti
Šef ga je otpustio.
cms/verbs-webp/30793025.webp
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
hvaliti se
Voli se hvaliti svojim novcem.
cms/verbs-webp/118064351.webp
vermijden
Hij moet noten vermijden.
izbjeći
Moraju izbjegavati orašaste plodove.
cms/verbs-webp/61162540.webp
activeren
De rook activeerde het alarm.
pokrenuti
Dim je pokrenuo alarm.
cms/verbs-webp/101742573.webp
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.
bojiti
Obojila je svoje ruke.
cms/verbs-webp/34979195.webp
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.
sastati se
Lijepo je kada se dvoje ljudi sastanu.
cms/verbs-webp/108580022.webp
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.
vratiti se
Otac se vratio iz rata.
cms/verbs-webp/21342345.webp
leuk vinden
Het kind vindt het nieuwe speelgoed leuk.
svidjeti se
Djetetu se sviđa nova igračka.
cms/verbs-webp/111750395.webp
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
vratiti se
Ne može se vratiti sam.
cms/verbs-webp/121264910.webp
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
narezati
Za salatu treba narezati krastavac.
cms/verbs-webp/91696604.webp
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
dozvoliti
Ne treba dozvoliti depresiju.