Rječnik

Naučite glagole – nizozemski

cms/verbs-webp/115520617.webp
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
pregaziti
Biciklist je pregazio autom.
cms/verbs-webp/101556029.webp
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
odbiti
Dijete odbija svoju hranu.
cms/verbs-webp/82095350.webp
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.
gurati
Medicinska sestra gura pacijenta u invalidskim kolicima.
cms/verbs-webp/130770778.webp
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
putovati
On voli putovati i vidio je mnoge zemlje.
cms/verbs-webp/44159270.webp
teruggeven
De leraar geeft de essays terug aan de studenten.
vratiti
Učitelj vraća eseje učenicima.
cms/verbs-webp/103232609.webp
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
izlagati
Ovdje se izlaže moderna umjetnost.
cms/verbs-webp/101945694.webp
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
prespavati
Žele napokon prespavati jednu noć.
cms/verbs-webp/86996301.webp
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
zauzimati se za
Dva prijatelja uvijek žele zauzimati se jedan za drugoga.
cms/verbs-webp/109434478.webp
openen
Het festival werd geopend met vuurwerk.
otvoriti
Festival je otvoren vatrometom.
cms/verbs-webp/38753106.webp
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
govoriti
U kinu se ne bi trebalo govoriti preglasno.
cms/verbs-webp/112286562.webp
werken
Ze werkt beter dan een man.
raditi
Ona radi bolje od muškarca.
cms/verbs-webp/102677982.webp
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
osjećati
Ona osjeća bebu u svom trbuhu.