Woordenlijst

Leer werkwoorden – Catalaans

cms/verbs-webp/91442777.webp
trepitjar
No puc trepitjar a terra amb aquest peu.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.
cms/verbs-webp/83776307.webp
traslladar-se
El meu nebot es trasllada.
verhuizen
Mijn neefje gaat verhuizen.
cms/verbs-webp/110056418.webp
pronunciar un discurs
El polític està pronunciant un discurs davant de molts estudiants.
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
cms/verbs-webp/99207030.webp
arribar
L’avió ha arribat a temps.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
cms/verbs-webp/123648488.webp
passar
Els doctors passen pel pacient cada dia.
langskomen
De artsen komen elke dag bij de patiënt langs.
cms/verbs-webp/119379907.webp
endevinar
Has d’endevinar qui sóc!
raden
Je moet raden wie ik ben!
cms/verbs-webp/101158501.webp
agrair
Ell li va agrair amb flors.
bedanken
Hij bedankte haar met bloemen.
cms/verbs-webp/120193381.webp
casar-se
La parella s’acaba de casar.
trouwen
Het stel is net getrouwd.
cms/verbs-webp/108580022.webp
tornar
El pare ha tornat de la guerra.
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.
cms/verbs-webp/104135921.webp
entrar
Ell entra a l’habitació de l’hotel.
binnenkomen
Hij komt de hotelkamer binnen.
cms/verbs-webp/117311654.webp
portar
Ells porten els seus fills a l’esquena.
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.
cms/verbs-webp/57481685.webp
repetir
L’estudiant ha repetit un any.
overdoen
De student heeft een jaar overgedaan.