Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans

donner un coup de pied
En arts martiaux, vous devez savoir bien donner des coups de pied.
schoppen
In vechtsporten moet je goed kunnen schoppen.

payer
Elle a payé par carte de crédit.
betalen
Ze betaalde met een creditcard.

pendre
Les deux sont suspendus à une branche.
hangen
Ze hangen beide aan een tak.

écouter
Elle écoute et entend un son.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.

pendre
Le hamac pend du plafond.
hangen
De hangmat hangt aan het plafond.

pousser
L’infirmière pousse le patient dans un fauteuil roulant.
duwen
De verpleegster duwt de patiënt in een rolstoel.

expédier
Elle veut expédier la lettre maintenant.
versturen
Ze wil de brief nu versturen.

aimer
Elle aime beaucoup son chat.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.

aider
Tout le monde aide à monter la tente.
helpen
Iedereen helpt de tent opzetten.

reculer
Bientôt, nous devrons reculer l’horloge.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.

mélanger
Vous pouvez mélanger une salade saine avec des légumes.
mengen
Je kunt een gezonde salade met groenten mengen.
