Woordenlijst
Leer werkwoorden – Frans

arrêter
Vous devez vous arrêter au feu rouge.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.

partir
Nos invités de vacances sont partis hier.
vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.

suffire
Une salade me suffit pour le déjeuner.
genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.

envoyer
Cette entreprise envoie des marchandises dans le monde entier.
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.

travailler sur
Il doit travailler sur tous ces dossiers.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.

renverser
Un cycliste a été renversé par une voiture.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.

peindre
Il peint le mur en blanc.
schilderen
Hij schildert de muur wit.

croire
Beaucoup de gens croient en Dieu.
geloven
Veel mensen geloven in God.

partager
Nous devons apprendre à partager notre richesse.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.

publier
L’éditeur a publié de nombreux livres.
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.

signifier
Que signifie ce blason sur le sol?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
