Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/96476544.webp
fixer
La date est fixée.
vaststellen
De datum wordt vastgesteld.
cms/verbs-webp/117421852.webp
devenir amis
Les deux sont devenus amis.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.
cms/verbs-webp/81885081.webp
brûler
Il a brûlé une allumette.
aansteken
Hij stak een lucifer aan.
cms/verbs-webp/68779174.webp
représenter
Les avocats représentent leurs clients au tribunal.
vertegenwoordigen
Advocaten vertegenwoordigen hun cliënten in de rechtbank.
cms/verbs-webp/130938054.webp
couvrir
L’enfant se couvre.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
cms/verbs-webp/102136622.webp
tirer
Il tire le traîneau.
trekken
Hij trekt de slee.
cms/verbs-webp/60111551.webp
prendre
Elle doit prendre beaucoup de médicaments.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
cms/verbs-webp/96668495.webp
imprimer
Les livres et les journaux sont imprimés.
drukken
Boeken en kranten worden gedrukt.
cms/verbs-webp/92456427.webp
acheter
Ils veulent acheter une maison.
kopen
Ze willen een huis kopen.
cms/verbs-webp/65915168.webp
bruisser
Les feuilles bruissent sous mes pieds.
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
cms/verbs-webp/115153768.webp
voir clairement
Je vois tout clairement avec mes nouvelles lunettes.
duidelijk zien
Ik kan alles duidelijk zien door mijn nieuwe bril.
cms/verbs-webp/119847349.webp
entendre
Je ne peux pas t’entendre!
horen
Ik kan je niet horen!