Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/44848458.webp
arrêter
Vous devez vous arrêter au feu rouge.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.
cms/verbs-webp/86710576.webp
partir
Nos invités de vacances sont partis hier.
vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.
cms/verbs-webp/106591766.webp
suffire
Une salade me suffit pour le déjeuner.
genoeg zijn
Een salade is voor mij genoeg voor de lunch.
cms/verbs-webp/86215362.webp
envoyer
Cette entreprise envoie des marchandises dans le monde entier.
sturen
Dit bedrijf stuurt goederen over de hele wereld.
cms/verbs-webp/27564235.webp
travailler sur
Il doit travailler sur tous ces dossiers.
werken aan
Hij moet aan al deze bestanden werken.
cms/verbs-webp/115520617.webp
renverser
Un cycliste a été renversé par une voiture.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
cms/verbs-webp/96571673.webp
peindre
Il peint le mur en blanc.
schilderen
Hij schildert de muur wit.
cms/verbs-webp/119417660.webp
croire
Beaucoup de gens croient en Dieu.
geloven
Veel mensen geloven in God.
cms/verbs-webp/113671812.webp
partager
Nous devons apprendre à partager notre richesse.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
cms/verbs-webp/102731114.webp
publier
L’éditeur a publié de nombreux livres.
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
cms/verbs-webp/93792533.webp
signifier
Que signifie ce blason sur le sol?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
cms/verbs-webp/90539620.webp
passer
Le temps passe parfois lentement.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.