Vocabulaire

Apprendre les verbes – Néerlandais

cms/verbs-webp/112444566.webp
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
parler à
Quelqu’un devrait lui parler ; il est si seul.
cms/verbs-webp/59066378.webp
opletten
Men moet opletten voor de verkeerstekens.
faire attention à
On doit faire attention aux signaux routiers.
cms/verbs-webp/17624512.webp
wennen aan
Kinderen moeten wennen aan het tandenpoetsen.
s’habituer
Les enfants doivent s’habituer à se brosser les dents.
cms/verbs-webp/120624757.webp
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
marcher
Il aime marcher dans la forêt.
cms/verbs-webp/124053323.webp
sturen
Hij stuurt een brief.
envoyer
Il envoie une lettre.
cms/verbs-webp/15353268.webp
uitknijpen
Ze knijpt de citroen uit.
presser
Elle presse le citron.
cms/verbs-webp/94555716.webp
worden
Ze zijn een goed team geworden.
devenir
Ils sont devenus une bonne équipe.
cms/verbs-webp/81973029.webp
initiëren
Ze zullen hun scheiding initiëren.
initier
Ils vont initier leur divorce.
cms/verbs-webp/46998479.webp
bespreken
Ze bespreken hun plannen.
discuter
Ils discutent de leurs plans.
cms/verbs-webp/53284806.webp
out-of-the-box denken
Om succesvol te zijn, moet je soms out-of-the-box denken.
penser en dehors de la boîte
Pour réussir, il faut parfois penser en dehors de la boîte.
cms/verbs-webp/71260439.webp
schrijven naar
Hij schreef me vorige week.
écrire à
Il m’a écrit la semaine dernière.
cms/verbs-webp/85623875.webp
studeren
Er studeren veel vrouwen aan mijn universiteit.
étudier
Il y a beaucoup de femmes qui étudient à mon université.