Vocabulaire
Apprendre les verbes – Néerlandais
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
protéger
Les enfants doivent être protégés.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.
parler
On ne devrait pas parler trop fort au cinéma.
voorbijgaan
De tijd gaat soms langzaam voorbij.
passer
Le temps passe parfois lentement.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.
retarder
L’horloge retarde de quelques minutes.
liegen
Hij liegt vaak als hij iets wil verkopen.
mentir
Il ment souvent quand il veut vendre quelque chose.
liegen
Soms moet men liegen in een noodsituatie.
mentir
Parfois, il faut mentir dans une situation d’urgence.
ontslaan
De baas heeft hem ontslagen.
licencier
Le patron l’a licencié.
openen
Kun je dit blikje voor me openen?
ouvrir
Peux-tu ouvrir cette boîte pour moi, s’il te plaît?
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
exposer
L’art moderne est exposé ici.
aannemen
Het bedrijf wil meer mensen aannemen.
embaucher
L’entreprise veut embaucher plus de personnes.
kussen
Hij kust de baby.
embrasser
Il embrasse le bébé.