Vocabulaire

Apprendre les verbes – Néerlandais

cms/verbs-webp/67624732.webp
vrezen
We vrezen dat de persoon ernstig gewond is.
craindre
Nous craignons que la personne soit gravement blessée.
cms/verbs-webp/121264910.webp
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
découper
Pour la salade, il faut découper le concombre.
cms/verbs-webp/99592722.webp
vormen
We vormen samen een goed team.
former
Nous formons une bonne équipe ensemble.
cms/verbs-webp/123203853.webp
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
causer
L’alcool peut causer des maux de tête.
cms/verbs-webp/82845015.webp
melden
Iedereen aan boord meldt zich bij de kapitein.
se présenter
Tout le monde à bord se présente au capitaine.
cms/verbs-webp/66441956.webp
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
écrire
Vous devez écrire le mot de passe!
cms/verbs-webp/10206394.webp
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!
supporter
Elle peut à peine supporter la douleur!
cms/verbs-webp/123170033.webp
failliet gaan
Het bedrijf gaat waarschijnlijk binnenkort failliet.
faire faillite
L’entreprise fera probablement faillite bientôt.
cms/verbs-webp/65915168.webp
ritselen
De bladeren ritselen onder mijn voeten.
bruisser
Les feuilles bruissent sous mes pieds.
cms/verbs-webp/114593953.webp
ontmoeten
Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op het internet.
rencontrer
Ils se sont d’abord rencontrés sur internet.
cms/verbs-webp/110347738.webp
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.
ravir
Le but ravit les fans de football allemands.
cms/verbs-webp/67955103.webp
eten
De kippen eten de granen.
manger
Les poules mangent les grains.