Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/102327719.webp
dormir
Le bébé dort.
slapen
De baby slaapt.
cms/verbs-webp/124458146.webp
confier
Les propriétaires me confient leurs chiens pour une promenade.
overlaten
De eigenaren laten hun honden aan mij over voor een wandeling.
cms/verbs-webp/117890903.webp
répondre
Elle répond toujours en première.
antwoorden
Zij antwoordt altijd eerst.
cms/verbs-webp/123179881.webp
s’entraîner
Il s’entraîne tous les jours avec son skateboard.
oefenen
Hij oefent elke dag met zijn skateboard.
cms/verbs-webp/118343897.webp
travailler ensemble
Nous travaillons ensemble en équipe.
samenwerken
We werken samen als een team.
cms/verbs-webp/12991232.webp
remercier
Je vous en remercie beaucoup!
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
cms/verbs-webp/106515783.webp
détruire
La tornade détruit de nombreuses maisons.
vernielen
De tornado vernielt veel huizen.
cms/verbs-webp/43532627.webp
vivre
Ils vivent dans une colocation.
wonen
Ze wonen in een gedeeld appartement.
cms/verbs-webp/99951744.webp
suspecter
Il suspecte que c’est sa petite amie.
verdenken
Hij verdenkt dat het zijn vriendin is.
cms/verbs-webp/86196611.webp
renverser
Malheureusement, beaucoup d’animaux sont encore renversés par des voitures.
overrijden
Helaas worden er nog veel dieren overreden door auto’s.
cms/verbs-webp/112755134.webp
appeler
Elle ne peut appeler que pendant sa pause déjeuner.
bellen
Ze kan alleen bellen tijdens haar lunchpauze.
cms/verbs-webp/89635850.webp
composer
Elle a décroché le téléphone et composé le numéro.
draaien
Ze pakte de telefoon en draaide het nummer.