Woordenlijst

Leer werkwoorden – Frans

cms/verbs-webp/86710576.webp
partir
Nos invités de vacances sont partis hier.
vertrekken
Onze vakantiegasten vertrokken gisteren.
cms/verbs-webp/96571673.webp
peindre
Il peint le mur en blanc.
schilderen
Hij schildert de muur wit.
cms/verbs-webp/104849232.webp
accoucher
Elle va accoucher bientôt.
bevallen
Ze zal binnenkort bevallen.
cms/verbs-webp/95543026.webp
participer
Il participe à la course.
deelnemen
Hij neemt deel aan de race.
cms/verbs-webp/122010524.webp
entreprendre
J’ai entrepris de nombreux voyages.
ondernemen
Ik heb veel reizen ondernomen.
cms/verbs-webp/33688289.webp
laisser entrer
On ne devrait jamais laisser entrer des inconnus.
binnenlaten
Men moet nooit vreemden binnenlaten.
cms/verbs-webp/108350963.webp
enrichir
Les épices enrichissent notre nourriture.
verrijken
Specerijen verrijken ons eten.
cms/verbs-webp/89084239.webp
réduire
Je dois absolument réduire mes frais de chauffage.
verminderen
Ik moet absoluut mijn stookkosten verminderen.
cms/verbs-webp/122394605.webp
changer
Le mécanicien automobile change les pneus.
vervangen
De automonteur vervangt de banden.
cms/verbs-webp/51573459.webp
souligner
On peut bien souligner ses yeux avec du maquillage.
benadrukken
Je kunt je ogen goed benadrukken met make-up.
cms/verbs-webp/117658590.webp
disparaître
De nombreux animaux ont disparu aujourd’hui.
uitsterven
Veel dieren zijn vandaag uitgestorven.
cms/verbs-webp/121180353.webp
perdre
Attends, tu as perdu ton portefeuille!
verliezen
Wacht, je hebt je portemonnee verloren!