Woordenlijst
Leer werkwoorden – Tagalog

hawakan
Hinihawakan niya ang kamay ng bata.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.

tumigil
Dapat kang tumigil sa pulang ilaw.
stoppen
Je moet stoppen bij het rode licht.

tapakan
Hindi ako makatapak sa lupa gamit ang paa na ito.
stappen op
Ik kan met deze voet niet op de grond stappen.

hilahin
Ang helicopter ay hinihila ang dalawang lalaki paitaas.
optrekken
De helikopter trekt de twee mannen omhoog.

habulin
Ang ina ay humahabol sa kanyang anak.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.

habulin
Hinahabol ng cowboy ang mga kabayo.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.

maglakbay
Gusto niyang maglakbay at nakita niya ang maraming bansa.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.

gustuhin
Masyado siyang maraming gusto!
willen
Hij wil te veel!

isipin
Kailangan mong mag-isip ng mabuti sa chess.
denken
Je moet veel denken bij schaken.

iwan
Aksidenteng iniwan nila ang kanilang anak sa estasyon.
achterlaten
Ze hebben hun kind per ongeluk op het station achtergelaten.

ipakita
Maari kong ipakita ang visa sa aking passport.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.
