Woordenlijst
Leer werkwoorden – Tsjechisch

dorazit
Letadlo dorazilo včas.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.

malovat
Chci si vymalovat byt.
schilderen
Ik wil mijn appartement schilderen.

odložit
Chci každý měsíc odložit nějaké peníze na později.
opzij zetten
Ik wil elke maand wat geld opzij zetten voor later.

způsobit
Příliš mnoho lidí rychle způsobí chaos.
veroorzaken
Te veel mensen veroorzaken snel chaos.

povídat si
Často si povídá se svým sousedem.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.

sejít se
Je hezké, když se dva lidé sejdou.
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.

běžet za
Matka běží za svým synem.
achterna rennen
De moeder rent achter haar zoon aan.

přijít domů
Táta konečně přišel domů!
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!

ignorovat
Dítě ignoruje slova své matky.
negeren
Het kind negeert de woorden van zijn moeder.

zrušit
Bohužel zrušil schůzku.
annuleren
Hij heeft helaas de vergadering geannuleerd.

cestovat
Rádi cestujeme po Evropě.
reizen
We reizen graag door Europa.
