Woordenlijst

Leer werkwoorden – Pools

cms/verbs-webp/110045269.webp
kończyć
On kończy codziennie swoją trasę joggingową.
voltooien
Hij voltooit elke dag zijn jogroute.
cms/verbs-webp/79201834.webp
łączyć
Ten most łączy dwie dzielnice.
verbinden
Deze brug verbindt twee wijken.
cms/verbs-webp/93792533.webp
oznaczać
Co oznacza ten herb na podłodze?
betekenen
Wat betekent dit wapenschild op de vloer?
cms/verbs-webp/110233879.webp
stworzyć
On stworzył model domu.
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.
cms/verbs-webp/79046155.webp
powtórzyć
Czy możesz to powtórzyć?
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?
cms/verbs-webp/101556029.webp
odmawiać
Dziecko odmawia jedzenia.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.
cms/verbs-webp/93697965.webp
jeździć dookoła
Samochody jeżdżą w kółko.
rondrijden
De auto’s rijden in een cirkel rond.
cms/verbs-webp/118232218.webp
chronić
Dzieci muszą być chronione.
beschermen
Kinderen moeten beschermd worden.
cms/verbs-webp/81025050.webp
walczyć
Sportowcy walczą ze sobą.
vechten
De atleten vechten tegen elkaar.
cms/verbs-webp/89636007.webp
podpisać
On podpisał umowę.
ondertekenen
Hij ondertekende het contract.
cms/verbs-webp/47062117.webp
radzić sobie
Ona musi radzić sobie z małą ilością pieniędzy.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
cms/verbs-webp/5135607.webp
wyprowadzać się
Sąsiad wyprowadza się.
verhuizen
De buurman verhuist.