Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch

zaustaviti
Taksiji su se zaustavili na stanici.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.

poslati
Ona želi sada poslati pismo.
versturen
Ze wil de brief nu versturen.

prekriti
Dijete se prekriva.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.

pobjeći
Naša mačka je pobjegla.
weglopen
Onze kat is weggelopen.

primiti
On prima dobru penziju u starosti.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.

vratiti
Pas vraća igračku.
terugbrengen
De hond brengt het speelgoed terug.

pružiti
Ležaljke su pružene za odmor.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.

podsjetiti
Računar me podsjeća na moje sastanke.
herinneren
De computer herinnert me aan mijn afspraken.

sastati se
Lijepo je kada se dvoje ljudi sastanu.
samenkomen
Het is fijn als twee mensen samenkomen.

održati se
Sprovod se održao prekjučer.
plaatsvinden
De begrafenis vond eergisteren plaats.

zamisliti
Svaki dan zamisli nešto novo.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
