Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch

uzrokovati
Alkohol može uzrokovati glavobolje.
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.

voditi
On vodi djevojku za ruku.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.

stići
Avion je stigao na vrijeme.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.

ograničiti
Treba li trgovinu ograničiti?
beperken
Moet handel worden beperkt?

ležati nasuprot
Tamo je dvorac - leži upravo nasuprot!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!

pripadati
Moja žena mi pripada.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.

obnoviti
Slikar želi obnoviti boju zida.
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.

ponoviti
Moj papagaj može ponoviti moje ime.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.

hvaliti se
Voli se hvaliti svojim novcem.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.

dostaviti
On dostavlja pizze kućama.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.

narezati
Za salatu treba narezati krastavac.
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
