Woordenlijst

Leer werkwoorden – Bosnisch

cms/verbs-webp/123203853.webp
uzrokovati
Alkohol može uzrokovati glavobolje.
veroorzaken
Alcohol kan hoofdpijn veroorzaken.
cms/verbs-webp/95056918.webp
voditi
On vodi djevojku za ruku.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.
cms/verbs-webp/99207030.webp
stići
Avion je stigao na vrijeme.
aankomen
Het vliegtuig is op tijd aangekomen.
cms/verbs-webp/99602458.webp
ograničiti
Treba li trgovinu ograničiti?
beperken
Moet handel worden beperkt?
cms/verbs-webp/119501073.webp
ležati nasuprot
Tamo je dvorac - leži upravo nasuprot!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!
cms/verbs-webp/27076371.webp
pripadati
Moja žena mi pripada.
toebehoren
Mijn vrouw behoort mij toe.
cms/verbs-webp/128644230.webp
obnoviti
Slikar želi obnoviti boju zida.
vernieuwen
De schilder wil de muurkleur vernieuwen.
cms/verbs-webp/1422019.webp
ponoviti
Moj papagaj može ponoviti moje ime.
herhalen
Mijn papegaai kan mijn naam herhalen.
cms/verbs-webp/30793025.webp
hvaliti se
Voli se hvaliti svojim novcem.
pronken
Hij pronkt graag met zijn geld.
cms/verbs-webp/111892658.webp
dostaviti
On dostavlja pizze kućama.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.
cms/verbs-webp/121264910.webp
narezati
Za salatu treba narezati krastavac.
snijden
Voor de salade moet je de komkommer snijden.
cms/verbs-webp/23468401.webp
zaručiti se
Tajno su se zaručili!
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!