Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch

poslati
Ovaj paket će uskoro biti poslan.
versturen
Dit pakket wordt binnenkort verstuurd.

postati prijatelji
Dvoje su postali prijatelji.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.

dostaviti
On dostavlja pizze kućama.
bezorgen
Hij bezorgt pizza’s aan huis.

odgovoriti
Ona je odgovorila pitanjem.
antwoorden
Ze antwoordde met een vraag.

pokazati
Mogu pokazati vizu u svom pasošu.
tonen
Ik kan een visum in mijn paspoort tonen.

ćaskati
Često ćaska sa svojim susjedom.
kletsen
Hij kletst vaak met zijn buurman.

proći
Može li mačka proći kroz ovu rupu?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?

zaručiti se
Tajno su se zaručili!
verloven
Ze hebben stiekem verloofd!

doručkovati
Radije doručkujemo u krevetu.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.

ispitati
Uzorci krvi se ispituju u ovoj laboratoriji.
onderzoeken
Bloedmonsters worden in dit lab onderzocht.

jesti
Šta želimo jesti danas?
eten
Wat willen we vandaag eten?
