Woordenlijst
Leer werkwoorden – Bosnisch

slijediti
Kauboj slijedi konje.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.

postati prijatelji
Dvoje su postali prijatelji.
vrienden worden
De twee zijn vrienden geworden.

pokupiti
Moramo pokupiti sve jabuke.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.

objasniti
Ona mu objašnjava kako uređaj radi.
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.

morati
Ovdje mora sići.
moeten
Hij moet hier uitstappen.

okupiti
Jezikovni tečaj okuplja studente iz cijelog svijeta.
samenbrengen
De taalcursus brengt studenten van over de hele wereld samen.

pomjeriti unazad
Uskoro ćemo morati sat ponovo pomjeriti unazad.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.

pratiti
Pas ih prati.
begeleiden
De hond begeleidt hen.

oslijepiti
Čovjek s bedževima je oslijepio.
blind worden
De man met de badges is blind geworden.

hodati
Voli hodati po šumi.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.

zaustaviti
Policajka zaustavlja auto.
stoppen
De agente stopt de auto.
