Woordenlijst

Leer werkwoorden – Italiaans

cms/verbs-webp/119417660.webp
credere
Molte persone credono in Dio.
geloven
Veel mensen geloven in God.
cms/verbs-webp/116610655.webp
costruire
Quando è stata costruita la Grande Muraglia cinese?
bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?
cms/verbs-webp/51119750.webp
orientarsi
So come orientarmi bene in un labirinto.
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.
cms/verbs-webp/94796902.webp
ritrovare la strada
Non riesco a ritrovare la strada di ritorno.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.
cms/verbs-webp/47062117.webp
cavarsela
Lei deve cavarsela con poco denaro.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
cms/verbs-webp/124053323.webp
inviare
Sta inviando una lettera.
sturen
Hij stuurt een brief.
cms/verbs-webp/111160283.webp
immaginare
Lei immagina qualcosa di nuovo ogni giorno.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
cms/verbs-webp/64053926.webp
superare
Gli atleti superano la cascata.
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.
cms/verbs-webp/84314162.webp
estendere
Lui estende le braccia largamente.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.
cms/verbs-webp/113885861.webp
infettarsi
Lei si è infettata con un virus.
besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.
cms/verbs-webp/106851532.webp
guardarsi
Si sono guardati per molto tempo.
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
cms/verbs-webp/97188237.webp
ballare
Stanno ballando un tango innamorati.
dansen
Ze dansen verliefd een tango.