Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

accedere
Devi accedere con la tua password.
inloggen
Je moet inloggen met je wachtwoord.

andare
Dove è andato il lago che era qui?
gaan
Waar is het meer dat hier was heengegaan?

tornare a casa
Lui torna a casa dopo il lavoro.
naar huis gaan
Hij gaat na het werk naar huis.

parlare
Non bisognerebbe parlare troppo forte al cinema.
spreken
Men moet niet te luid spreken in de bioscoop.

premere
Lui preme il bottone.
drukken
Hij drukt op de knop.

entrare
La metropolitana è appena entrata nella stazione.
binnenkomen
De metro is net het station binnengekomen.

pensare
Lei deve sempre pensare a lui.
denken
Ze moet altijd aan hem denken.

amare
Lei ama molto il suo gatto.
houden van
Ze houdt heel veel van haar kat.

valutare
Lui valuta le prestazioni dell’azienda.
evalueren
Hij evalueert de prestaties van het bedrijf.

guidare
Lui guida la ragazza per mano.
leiden
Hij leidt het meisje bij de hand.

lasciare intatto
La natura è stata lasciata intatta.
onaangeroerd laten
De natuur werd onaangeroerd gelaten.
