Woordenlijst
Leer werkwoorden – Italiaans

credere
Molte persone credono in Dio.
geloven
Veel mensen geloven in God.

costruire
Quando è stata costruita la Grande Muraglia cinese?
bouwen
Wanneer werd de Chinese Muur gebouwd?

orientarsi
So come orientarmi bene in un labirinto.
de weg vinden
Ik kan goed de weg vinden in een labyrint.

ritrovare la strada
Non riesco a ritrovare la strada di ritorno.
de weg terugvinden
Ik kan de weg terug niet vinden.

cavarsela
Lei deve cavarsela con poco denaro.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.

inviare
Sta inviando una lettera.
sturen
Hij stuurt een brief.

immaginare
Lei immagina qualcosa di nuovo ogni giorno.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

superare
Gli atleti superano la cascata.
overwinnen
De atleten overwinnen de waterval.

estendere
Lui estende le braccia largamente.
uitspreiden
Hij spreidt zijn armen wijd uit.

infettarsi
Lei si è infettata con un virus.
besmet raken
Ze raakte besmet met een virus.

guardarsi
Si sono guardati per molto tempo.
elkaar aankijken
Ze keken elkaar lang aan.
