Woordenlijst
Leer werkwoorden – Portugees (PT)
contar
Ela me contou um segredo.
vertellen
Ze vertelde me een geheim.
construir
As crianças estão construindo uma torre alta.
bouwen
De kinderen bouwen een hoge toren.
amar
Ela realmente ama seu cavalo.
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.
explicar
Ela explica a ele como o dispositivo funciona.
uitleggen
Ze legt hem uit hoe het apparaat werkt.
sentir
Ela sente o bebê em sua barriga.
voelen
Ze voelt de baby in haar buik.
atrasar
O relógio está atrasado alguns minutos.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.
caminhar
Ele gosta de caminhar na floresta.
wandelen
Hij wandelt graag in het bos.
acompanhar o raciocínio
Você tem que acompanhar o raciocínio em jogos de cartas.
meedenken
Je moet meedenken bij kaartspellen.
ouvir
As crianças gostam de ouvir suas histórias.
luisteren naar
De kinderen luisteren graag naar haar verhalen.
pintar
Ele está pintando a parede de branco.
schilderen
Hij schildert de muur wit.
progredir
Caracóis só fazem progresso lentamente.
vooruitgang boeken
Slakken boeken alleen langzame vooruitgang.