Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cms/verbs-webp/80325151.webp
completar
Eles completaram a tarefa difícil.
voltooien
Ze hebben de moeilijke taak voltooid.
cms/verbs-webp/60111551.webp
tomar
Ela tem que tomar muitos medicamentos.
nemen
Ze moet veel medicatie nemen.
cms/verbs-webp/108991637.webp
evitar
Ela evita seu colega de trabalho.
vermijden
Ze vermijdt haar collega.
cms/verbs-webp/53284806.webp
pensar fora da caixa
Para ter sucesso, às vezes você tem que pensar fora da caixa.
out-of-the-box denken
Om succesvol te zijn, moet je soms out-of-the-box denken.
cms/verbs-webp/118483894.webp
desfrutar
Ela desfruta da vida.
genieten
Ze geniet van het leven.
cms/verbs-webp/110322800.webp
falar mal
Os colegas falam mal dela.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.
cms/verbs-webp/85010406.webp
pular sobre
O atleta deve pular o obstáculo.
overspringen
De atleet moet over het obstakel springen.
cms/verbs-webp/41935716.webp
perder-se
É fácil se perder na floresta.
verdwalen
Het is gemakkelijk om in het bos te verdwalen.
cms/verbs-webp/113393913.webp
parar
Os táxis pararam no ponto.
arriveren
De taxi’s zijn bij de halte gearriveerd.
cms/verbs-webp/74119884.webp
abrir
A criança está abrindo seu presente.
openen
Het kind opent zijn cadeau.
cms/verbs-webp/125088246.webp
imitar
A criança imita um avião.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.
cms/verbs-webp/63935931.webp
virar
Ela vira a carne.
draaien
Ze draait het vlees.