Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (PT)

cms/verbs-webp/119895004.webp
escrever
Ele está escrevendo uma carta.
schrijven
Hij schrijft een brief.
cms/verbs-webp/90643537.webp
cantar
As crianças cantam uma música.
zingen
De kinderen zingen een lied.
cms/verbs-webp/120254624.webp
liderar
Ele gosta de liderar uma equipe.
leiden
Hij leidt graag een team.
cms/verbs-webp/118026524.webp
receber
Posso receber internet muito rápida.
ontvangen
Ik kan zeer snel internet ontvangen.
cms/verbs-webp/40129244.webp
sair
Ela sai do carro.
uitgaan
Ze stapt uit de auto.
cms/verbs-webp/110056418.webp
discursar
O político está discursando na frente de muitos estudantes.
een toespraak houden
De politicus houdt een toespraak voor veel studenten.
cms/verbs-webp/51465029.webp
atrasar
O relógio está atrasado alguns minutos.
achterlopen
De klok loopt een paar minuten achter.
cms/verbs-webp/58477450.webp
alugar
Ele está alugando sua casa.
verhuren
Hij verhuurt zijn huis.
cms/verbs-webp/103232609.webp
exibir
Arte moderna é exibida aqui.
tentoonstellen
Hier wordt moderne kunst tentoongesteld.
cms/verbs-webp/100585293.webp
virar-se
Você tem que virar o carro aqui.
omdraaien
Je moet hier de auto omdraaien.
cms/verbs-webp/113671812.webp
compartilhar
Precisamos aprender a compartilhar nossa riqueza.
delen
We moeten leren onze rijkdom te delen.
cms/verbs-webp/120515454.webp
alimentar
As crianças estão alimentando o cavalo.
voeden
De kinderen voeden het paard.