Woordenlijst
Leer werkwoorden – Kroatisch

prolaziti pokraj
Vlak prolazi pokraj nas.
voorbijgaan
De trein gaat aan ons voorbij.

pustiti
Ne smiješ pustiti dršku!
loslaten
Je mag de grip niet loslaten!

pretraživati
Provalnik pretražuje kuću.
doorzoeken
De inbreker doorzoekt het huis.

raspravljati
Kolege raspravljaju o problemu.
bespreken
De collega’s bespreken het probleem.

slušati
Ona sluša i čuje zvuk.
luisteren
Ze luistert en hoort een geluid.

zapovijedati
On zapovijeda svom psu.
bevelen
Hij beveelt zijn hond.

proći
Voda je bila previsoka; kamion nije mogao proći.
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.

povući
On povlači sanjke.
trekken
Hij trekt de slee.

sortirati
Voli sortirati svoje marke.
sorteren
Hij sorteert graag zijn postzegels.

gledati
Ona gleda kroz dalekozor.
kijken
Ze kijkt door een verrekijker.

miješati
Razni sastojci trebaju biti pomiješani.
mengen
Verschillende ingrediënten moeten worden gemengd.
