Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens

ležati nasproti
Tam je grad - leži ravno nasproti!
tegenover liggen
Daar is het kasteel - het ligt er recht tegenover!

obdavčiti
Podjetja so obdavčena na različne načine.
belasten
Bedrijven worden op verschillende manieren belast.

sprehajati se
Družina se ob nedeljah sprehaja.
wandelen
De familie gaat op zondag wandelen.

poklicati nazaj
Prosim, pokličite me nazaj jutri.
terugbellen
Bel me morgen alstublieft terug.

vsebovati
Riba, sir in mleko vsebujejo veliko beljakovin.
bevatten
Vis, kaas en melk bevatten veel eiwitten.

govoriti slabo
Sovražniki o njej govorijo slabo.
kwaadspreken
De klasgenoten spreken kwaad over haar.

govoriti z
Nekdo bi moral govoriti z njim; je tako osamljen.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.

podpreti
Z veseljem podpremo vašo idejo.
onderschrijven
We onderschrijven graag uw idee.

preiti
Lahko mačka preide skozi to luknjo?
doorgaan
Kan de kat door dit gat gaan?

omejiti
Med dieto morate omejiti vnos hrane.
beperken
Tijdens een dieet moet je je voedselinname beperken.

vrniti se
Sam se ne more vrniti nazaj.
teruggaan
Hij kan niet alleen teruggaan.
