Woordenlijst
Leer werkwoorden – Sloveens

preživeti
Morala bo preživeti z malo denarja.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.

sklicevati
Učitelj se sklicuje na primer na tabli.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.

predstavljati si
Vsak dan si predstavlja nekaj novega.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.

želesti
Preveč si želi!
willen
Hij wil te veel!

povoziti
Kolesarja je povozil avto.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.

zapisati
Geslo moraš zapisati!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!

srečati
Končno sta se spet srečala.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.

parkirati
Avtomobili so parkirani v podzemni garaži.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.

zapraviti
Energije se ne bi smelo zapraviti.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.

zapustiti
Turisti opoldne zapustijo plažo.
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.

zajtrkovati
Najraje zajtrkujemo v postelji.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
