Woordenlijst

Leer werkwoorden – Sloveens

cms/verbs-webp/47062117.webp
preživeti
Morala bo preživeti z malo denarja.
rondkomen
Ze moet rondkomen met weinig geld.
cms/verbs-webp/107996282.webp
sklicevati
Učitelj se sklicuje na primer na tabli.
verwijzen
De leraar verwijst naar het voorbeeld op het bord.
cms/verbs-webp/111160283.webp
predstavljati si
Vsak dan si predstavlja nekaj novega.
voorstellen
Ze stelt zich elke dag iets nieuws voor.
cms/verbs-webp/115291399.webp
želesti
Preveč si želi!
willen
Hij wil te veel!
cms/verbs-webp/115520617.webp
povoziti
Kolesarja je povozil avto.
aanrijden
Een fietser werd aangereden door een auto.
cms/verbs-webp/66441956.webp
zapisati
Geslo moraš zapisati!
opschrijven
Je moet het wachtwoord opschrijven!
cms/verbs-webp/108014576.webp
srečati
Končno sta se spet srečala.
weerzien
Ze zien elkaar eindelijk weer.
cms/verbs-webp/99196480.webp
parkirati
Avtomobili so parkirani v podzemni garaži.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
cms/verbs-webp/132305688.webp
zapraviti
Energije se ne bi smelo zapraviti.
verspillen
Energie mag niet verspild worden.
cms/verbs-webp/125400489.webp
zapustiti
Turisti opoldne zapustijo plažo.
verlaten
Toeristen verlaten het strand rond de middag.
cms/verbs-webp/100565199.webp
zajtrkovati
Najraje zajtrkujemo v postelji.
ontbijten
We ontbijten het liefst op bed.
cms/verbs-webp/129300323.webp
dotakniti se
Kmet se dotika svojih rastlin.
aanraken
De boer raakt zijn planten aan.