Woordenlijst

Leer werkwoorden – Portugees (BR)

cms/verbs-webp/121102980.webp
acompanhar
Posso acompanhar você?
meerijden
Mag ik met je meerijden?
cms/verbs-webp/25599797.webp
economizar
Você economiza dinheiro quando diminui a temperatura do ambiente.
besparen
Je bespaart geld als je de kamertemperatuur verlaagt.
cms/verbs-webp/119417660.webp
acreditar
Muitas pessoas acreditam em Deus.
geloven
Veel mensen geloven in God.
cms/verbs-webp/73649332.webp
gritar
Se você quer ser ouvido, tem que gritar sua mensagem alto.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
cms/verbs-webp/3270640.webp
perseguir
O cowboy persegue os cavalos.
achtervolgen
De cowboy achtervolgt de paarden.
cms/verbs-webp/81885081.webp
queimar
Ele queimou um fósforo.
aansteken
Hij stak een lucifer aan.
cms/verbs-webp/32685682.webp
estar ciente
A criança está ciente da discussão de seus pais.
bewust zijn van
Het kind is zich bewust van de ruzie van zijn ouders.
cms/verbs-webp/75508285.webp
esperar ansiosamente
As crianças sempre esperam ansiosamente pela neve.
verheugen
Kinderen verheugen zich altijd op sneeuw.
cms/verbs-webp/123834435.webp
devolver
O aparelho está com defeito; o vendedor precisa devolvê-lo.
terugnemen
Het apparaat is defect; de winkelier moet het terugnemen.
cms/verbs-webp/73751556.webp
rezar
Ele reza silenciosamente.
bidden
Hij bidt in stilte.
cms/verbs-webp/91930309.webp
importar
Nós importamos frutas de muitos países.
importeren
We importeren fruit uit veel landen.
cms/verbs-webp/129403875.webp
tocar
O sino toca todos os dias.
rinkelen
De bel rinkelt elke dag.