Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

accompany
The dog accompanies them.
begeleiden
De hond begeleidt hen.

get a turn
Please wait, you’ll get your turn soon!
aan de beurt komen
Even wachten, je komt zo aan de beurt!

create
He has created a model for the house.
creëren
Hij heeft een model voor het huis gecreëerd.

refuse
The child refuses its food.
weigeren
Het kind weigert zijn eten.

ride
They ride as fast as they can.
rijden
Ze rijden zo snel als ze kunnen.

set
You have to set the clock.
instellen
Je moet de klok instellen.

beat
He beat his opponent in tennis.
verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.

prefer
Our daughter doesn’t read books; she prefers her phone.
verkiezen
Onze dochter leest geen boeken; ze verkiest haar telefoon.

endure
She can hardly endure the pain!
verdragen
Ze kan de pijn nauwelijks verdragen!

tell
I have something important to tell you.
vertellen
Ik heb iets belangrijks te vertellen.

generate
We generate electricity with wind and sunlight.
genereren
We genereren elektriciteit met wind en zonlicht.
