Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

save
You can save money on heating.
besparen
Je kunt geld besparen op verwarming.

receive
He receives a good pension in old age.
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.

paint
He is painting the wall white.
schilderen
Hij schildert de muur wit.

pass
The students passed the exam.
slagen
De studenten zijn geslaagd voor het examen.

give
What did her boyfriend give her for her birthday?
geven
Wat heeft haar vriend haar voor haar verjaardag gegeven?

prepare
She prepared him great joy.
bereiden
Ze bereidde hem groot plezier.

publish
The publisher puts out these magazines.
uitgeven
De uitgever geeft deze tijdschriften uit.

beat
He beat his opponent in tennis.
verslaan
Hij versloeg zijn tegenstander in tennis.

carry
They carry their children on their backs.
dragen
Ze dragen hun kinderen op hun rug.

accept
Some people don’t want to accept the truth.
accepteren
Sommige mensen willen de waarheid niet accepteren.

work
She works better than a man.
werken
Ze werkt beter dan een man.
