Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

press
He presses the button.
drukken
Hij drukt op de knop.

remove
The excavator is removing the soil.
verwijderen
De graafmachine verwijdert de grond.

provide
Beach chairs are provided for the vacationers.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.

pick up
We have to pick up all the apples.
oprapen
We moeten alle appels oprapen.

serve
The waiter serves the food.
serveren
De ober serveert het eten.

visit
She is visiting Paris.
bezoeken
Ze bezoekt Parijs.

return
The father has returned from the war.
terugkeren
De vader is teruggekeerd uit de oorlog.

chat
Students should not chat during class.
kletsen
Studenten mogen niet kletsen tijdens de les.

miss
He missed the chance for a goal.
missen
Hij miste de kans op een doelpunt.

add
She adds some milk to the coffee.
toevoegen
Ze voegt wat melk toe aan de koffie.

get through
The water was too high; the truck couldn’t get through.
doorkomen
Het water was te hoog; de truck kon er niet doorheen.
