Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

cms/verbs-webp/18316732.webp
drive through
The car drives through a tree.
doorrijden
De auto rijdt door een boom.
cms/verbs-webp/99196480.webp
park
The cars are parked in the underground garage.
parkeren
De auto’s staan in de ondergrondse garage geparkeerd.
cms/verbs-webp/120015763.webp
want to go out
The child wants to go outside.
naar buiten willen
Het kind wil naar buiten.
cms/verbs-webp/84472893.webp
ride
Kids like to ride bikes or scooters.
rijden
Kinderen rijden graag op fietsen of steps.
cms/verbs-webp/106622465.webp
sit down
She sits by the sea at sunset.
zitten
Ze zit bij de zee tijdens zonsondergang.
cms/verbs-webp/73649332.webp
shout
If you want to be heard, you have to shout your message loudly.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.
cms/verbs-webp/112444566.webp
talk to
Someone should talk to him; he’s so lonely.
praten met
Iemand zou met hem moeten praten; hij is zo eenzaam.
cms/verbs-webp/130938054.webp
cover
The child covers itself.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
cms/verbs-webp/61280800.webp
exercise restraint
I can’t spend too much money; I have to exercise restraint.
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
cms/verbs-webp/118868318.webp
like
She likes chocolate more than vegetables.
houden van
Ze houdt meer van chocolade dan van groenten.
cms/verbs-webp/73880931.webp
clean
The worker is cleaning the window.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.
cms/verbs-webp/96628863.webp
save
The girl is saving her pocket money.
sparen
Het meisje spaart haar zakgeld.