Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

imitate
The child imitates an airplane.
imiteren
Het kind imiteert een vliegtuig.

mix
The painter mixes the colors.
mengen
De schilder mengt de kleuren.

stand up
She can no longer stand up on her own.
opstaan
Ze kan niet meer zelfstandig opstaan.

develop
They are developing a new strategy.
ontwikkelen
Ze ontwikkelen een nieuwe strategie.

clean
The worker is cleaning the window.
schoonmaken
De werker maakt het raam schoon.

search
I search for mushrooms in the fall.
zoeken
Ik zoek paddenstoelen in de herfst.

repeat
Can you please repeat that?
herhalen
Kun je dat alstublieft herhalen?

depart
The ship departs from the harbor.
vertrekken
Het schip vertrekt uit de haven.

trade
People trade in used furniture.
handelen
Mensen handelen in gebruikte meubels.

burn
The meat must not burn on the grill.
branden
Het vlees mag niet branden op de grill.

follow
The chicks always follow their mother.
volgen
De kuikens volgen altijd hun moeder.
