Woordenlijst

Leer werkwoorden – Engels (UK)

cms/verbs-webp/47241989.webp
look up
What you don’t know, you have to look up.
opzoeken
Wat je niet weet, moet je opzoeken.
cms/verbs-webp/67035590.webp
jump
He jumped into the water.
springen
Hij sprong in het water.
cms/verbs-webp/19351700.webp
provide
Beach chairs are provided for the vacationers.
voorzien
Strandstoelen worden voor de vakantiegangers voorzien.
cms/verbs-webp/92612369.webp
park
The bicycles are parked in front of the house.
parkeren
De fietsen staan voor het huis geparkeerd.
cms/verbs-webp/107407348.webp
travel around
I’ve traveled a lot around the world.
rondreizen
Ik heb veel rond de wereld gereisd.
cms/verbs-webp/101945694.webp
sleep in
They want to finally sleep in for one night.
uitslapen
Ze willen eindelijk eens een nacht uitslapen.
cms/verbs-webp/86996301.webp
stand up for
The two friends always want to stand up for each other.
opkomen voor
De twee vrienden willen altijd voor elkaar opkomen.
cms/verbs-webp/122224023.webp
set back
Soon we’ll have to set the clock back again.
achteruit zetten
Binnenkort moeten we de klok weer achteruit zetten.
cms/verbs-webp/101938684.webp
carry out
He carries out the repair.
uitvoeren
Hij voert de reparatie uit.
cms/verbs-webp/130770778.webp
travel
He likes to travel and has seen many countries.
reizen
Hij reist graag en heeft veel landen gezien.
cms/verbs-webp/115172580.webp
prove
He wants to prove a mathematical formula.
bewijzen
Hij wil een wiskundige formule bewijzen.
cms/verbs-webp/118253410.webp
spend
She spent all her money.
uitgeven
Ze heeft al haar geld uitgegeven.