Woordenlijst
Leer werkwoorden – Engels (UK)

love
She really loves her horse.
houden van
Ze houdt echt veel van haar paard.

sell
The traders are selling many goods.
verkopen
De handelaren verkopen veel goederen.

paint
She has painted her hands.
schilderen
Ze heeft haar handen geschilderd.

depend
He is blind and depends on outside help.
afhangen van
Hij is blind en is afhankelijk van hulp van buitenaf.

embrace
The mother embraces the baby’s little feet.
omarmen
De moeder omarmt de kleine voetjes van de baby.

run
She runs every morning on the beach.
rennen
Ze rent elke ochtend op het strand.

enter
The ship is entering the harbor.
binnenkomen
Het schip komt de haven binnen.

cause
Sugar causes many diseases.
veroorzaken
Suiker veroorzaakt veel ziekten.

order
She orders breakfast for herself.
bestellen
Ze bestelt ontbijt voor zichzelf.

shout
If you want to be heard, you have to shout your message loudly.
schreeuwen
Als je gehoord wilt worden, moet je je boodschap luid schreeuwen.

cover
The child covers itself.
bedekken
Het kind bedekt zichzelf.
