Vocabulary

Learn Verbs – Dutch

cms/verbs-webp/106787202.webp
thuiskomen
Papa is eindelijk thuisgekomen!
come home
Dad has finally come home!
cms/verbs-webp/91696604.webp
toestaan
Men mag depressie niet toestaan.
allow
One should not allow depression.
cms/verbs-webp/59552358.webp
beheren
Wie beheert het geld in jouw gezin?
manage
Who manages the money in your family?
cms/verbs-webp/113415844.webp
verlaten
Veel Engelsen wilden de EU verlaten.
leave
Many English people wanted to leave the EU.
cms/verbs-webp/119188213.webp
stemmen
De kiezers stemmen vandaag over hun toekomst.
vote
The voters are voting on their future today.
cms/verbs-webp/80552159.webp
werken
De motorfiets is kapot; hij werkt niet meer.
work
The motorcycle is broken; it no longer works.
cms/verbs-webp/78063066.webp
bewaren
Ik bewaar mijn geld in mijn nachtkastje.
keep
I keep my money in my nightstand.
cms/verbs-webp/119404727.webp
doen
Dat had je een uur geleden moeten doen!
do
You should have done that an hour ago!
cms/verbs-webp/109766229.webp
voelen
Hij voelt zich vaak alleen.
feel
He often feels alone.
cms/verbs-webp/84850955.webp
veranderen
Veel is veranderd door klimaatverandering.
change
A lot has changed due to climate change.
cms/verbs-webp/68841225.webp
begrijpen
Ik kan je niet begrijpen!
understand
I can’t understand you!
cms/verbs-webp/61280800.webp
beheersen
Ik kan niet te veel geld uitgeven; ik moet me beheersen.
exercise restraint
I can’t spend too much money; I have to exercise restraint.