Vocabulary
Learn Verbs – Dutch
publiceren
De uitgever heeft veel boeken gepubliceerd.
publish
The publisher has published many books.
geven
Wat heeft haar vriend haar voor haar verjaardag gegeven?
give
What did her boyfriend give her for her birthday?
aanbieden
Wat bied je me aan voor mijn vis?
offer
What are you offering me for my fish?
ontvangen
Hij ontvangt een goed pensioen op oudere leeftijd.
receive
He receives a good pension in old age.
bedanken
Ik bedank je er heel erg voor!
thank
I thank you very much for it!
vergeten
Ze wil het verleden niet vergeten.
forget
She doesn’t want to forget the past.
verdelen
Ze verdelen het huishoudelijk werk onder elkaar.
divide
They divide the housework among themselves.
verheugen
Het doelpunt verheugt de Duitse voetbalfans.
delight
The goal delights the German soccer fans.
uitnodigen
Wij nodigen je uit voor ons oudejaarsfeest.
invite
We invite you to our New Year’s Eve party.
klinken
Haar stem klinkt fantastisch.
sound
Her voice sounds fantastic.
verwachten
Mijn zus verwacht een kind.
expect
My sister is expecting a child.